Locatiekeuze zonnepark en afwijking van beleid

Zonnepark

Locatiekeuze zonnepark en afwijking van beleid

Gemeenten hebben vaak voor de locatiekeuze van grondgebonden zonneparken beleid geformuleerd. Soms bepaalt dat beleid op welke locaties zonneparken zijn toegestaan en waar niet. In deze bijdrage staat een zaak centraal waarin de vraag centraal stond of de gemeente Schagen een omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonnepark mocht verlenen op een locatie waar dat volgens het gemeentelijke beleid ”zonneparken” niet was toegestaan.

Het beleid “zonneparken” van de gemeente Schagen bevat een hardheidsclausule om in bepaalde situaties af te kunnen wijken van het beleid. Er moet sprake zijn van 1] bijzondere omstandigheden, 2] een groot maatschappelijk belang, 3] een aantoonbaar initiatief zonnepark waarbij 4] de plannen door toepassing van het beleid onevenredig worden belemmerd en 5] de raad moet een verklaring van geen bedenkingen afgeven.

B&W van Schagen vond dat er sprake is van een situatie waar de hardheidsclausule op ziet.

Oordeel rechtbank

Het geschil ging met name over de vraag of het project door toepassing van het beleid “zonneparken” onevenredig werd belemmerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er door de gemeente niet deugdelijk was gemotiveerd dat het project door toepassing van het beleid onevenredig zou worden belemmerd. Volgens de rechtbank was onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het project niet op een locatie kon worden uitgevoerd die in het beleid wél was aangewezen als een locatie waar een zonnepark is toegestaan.

Raad van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vindt dat de rechtbank de lat voor toepassing van de hardheidsclausule te hoog heeft gelegd. De Afdeling overweegt:

“Naar het oordeel van de Afdeling strekt het oordeel van de rechtbank dat het college, ter motivering van zijn standpunt dat het project door toepassing van het Beleid zonneparken onevenredig wordt belemmerd, aannemelijk had moeten maken dat het onderzoeksproject niet op een locatie kan worden uitgevoerd die in het Beleid zonneparken, anders dan onderhavige locatie, wel is aangewezen, te ver en heeft zij de lat voor toepassing van de hardheidsclausule in zoverre dus te hoog gelegd.

Dat neemt echter niet weg dat het inherent aan het beleid en de daarbij behorende hardheidsclausule is dat het college de keuze van de locatie en eventuele alternatieve locaties betrekt bij de vraag of de hardheidsclausule dient te worden toegepast. In het besluit van 25 februari 2020 is het college uitsluitend ingegaan op de locatie specifieke kenmerken van onderhavige locatie en de keuze voor deze locatie. Het college heeft op geen enkele wijze eventuele alternatieve locaties bij de beoordeling betrokken. Ook in beroep en hoger beroep is het college onvoldoende ingegaan op alternatieve locaties en heeft het daaromtrent geen duidelijkheid kunnen verschaffen.”

Kern van de zaak: de motivering dat wordt voldaan aan de voorwaarde voor toepassing van de hardheidsclausule dat het plan onevenredig wordt belemmerd strekt dus niet zo ver dat per locatie die wél in het beleid is aangewezen voor een zonnepark moet worden uitgelegd waarom die locatie niet geschikt is.

Wat in het kader van het toepassen van de hardheidsclausule wel gemotiveerd moet worden is de keuze voor de specifieke locatie waarbij eventuele alternatieve locaties moeten worden betrokken.

Zie de volledige uitspraak op raadvanstate.nl

Rik Wevers

Rik Wevers

 

 

Rutger Boogers
boogers@bgadvocaten.nl