Verdere beperking van aanleg zonneparken op landbouwgrond

Zonneweide

Verdere beperking van aanleg zonneparken op landbouwgrond

In de Kamerbrief van 26 oktober 2023 van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de zogenoemde ”aangescherpte voorkeursvolgorde zon” is aangekondigd de regels over het aanleggen van zonneparken op landbouw- en natuurgronden verder te beperken.

Aanleiding

In de afgelopen jaren is ongeveer 1,2TWh zon op land gerealiseerd waarvan ongeveer 60% op gronden die planologisch als landbouwgrond zijn bestemd. Dit wordt lang niet altijd als gewenst beschouwd en in een aantal provinciale omgevingsverordeningen is dan ook een (tijdelijk) verbod opgenomen om de realisatie van zonneparken op landbouwgrond tegen te gaan.

Op rijksniveau kent de Nationale Omgevingsvisie een zogenaamde voorkeursvolgorde. Zon op landbouw- en natuurgrond bevindt zich op de laagste trede (trede 4) en geniet anders dan de treden 1 t/m 3 niet de voorkeur. Zon op daken en gevels, op onbenutte terrein in bebouwd gebied en op gronden in landelijk gebied vormen respectievelijk de treden 1, 2 en 3. Op basis van deze voorkeursvolgorde hebben provincies in hun verordeningen regels opgenomen voor zon op land in het buitengebied.

Aanscherpte voorkeursvolgorde

De voorkeursvolgorde wordt aangescherpt en juridisch verankerd Het uitgangspunt is dat zon op landbouw- en natuurgebieden in beginsel ongewenst is. Trede 4 van de voorkeursvolgorde zal daarom in beginsel niet mogen worden gebruikt, tenzij sprake is van een van hierna genoemde uitzonderingen:

  1. AgriPV: combinatie van een substantiële agrarische functie met een zonnepark;
  2. landbouwgronden die op basis van bestuurlijk bindende afspraken in transitie zijn, bijvoorbeeld gronden die in de toekomst een andere bestemming krijgen zoals woon-werkbestemming, recreatie of overgang naar natuur of gronden die minder geschikt worden voor een landbouwfunctie door verzilting, vernatting of bodemdaling. Zonne-energie draagt financieel bij aan het mogelijk maken van de gebiedsgerichte opgaven voor een maximale periode (30 jaar), waarna de gebieden hun definitieve bestemming zullen krijgen;
  3. als de aanleg van zonneparken op gronden betekenisvol bijdraagt aan de vermindering van de netcongestie of zorgt voor vergroting van een efficiënter netwerkgebruik (netneutraal).

Een noodzakelijke voorwaarde voor elk project dat op basis van de genoemde voorwaarden gerealiseerd wordt is dat ze a. landschappelijk goed ingepast zullen worden b. het inpasbaar is in het energienetwerk. Bovendien streven partijen er naar dat alle zon op land projecten voldoen aan de in het Klimaatakkoord genoemde streven van 50% participatie van omwonenden en kan rekenen op voldoende draagvlak.

De provincies zullen deze bestuurlijke afspraken in hun verordeningen juridisch bindend vastleggen. En wanneer na 1 januari 2024 blijkt dat dit niet voldoende is, zullende provincies dat alsnog bij de eerstvolgende herziening van omgevingsverordeningen doen.

Gevolgen voor lopende en nieuwe projecten

Zodra de nieuwe regels zijn vastgesteld in de gewijzigde omgevingsverordening zijn deze regels van toepassing op die projecten waarvoor nog niet wordt beschikt over een omgevingsvergunning of over een planologische toestemming.

Lopende projecten waarvan de participatietrajecten al in een vergevorderd stadium zijn en niet (helemaal) conform de aangescherpte voorkeursvolgorde zon zijn vormgegeven, kunnen doorgang vinden, aldus de minister. Daar waar slechts sprake is van zoekgebieden en waar nog geen serieus vervolg aan is gegeven, geldt zo vervolgt de minister, de aangescherpte voorkeursvolgorde zon.

Het beperken van de gevolgen voor projecten die in vergevorderd stadium zijn zal overigens juridisch dan wel moeten worden geborgd in overgangsrecht in de provinciale omgevingsverordeningen.

Conclusie

Door de aanscherping van de regels voor zon op landbouwgrond zal het voor ontwikkelaars van zonneparkprojecten zaak zijn om zo snel mogelijk de benodigde planologische toestemming te trachten te krijgen. Verder moet in relatie tot lopende projecten, vanaf 1 januari 2024 ook het mogelijke overgangsrecht in provinciale omgevingsverordeningen goed in de gaten worden gehouden. Tot slot, als de bestuurlijke afspraken worden geïmplementeerd in provinciale regelgeving zal met name interessant zijn om te zien hoe er wordt omgegaan met bijvoorbeeld de uitzonderingsgrond van een “substantiële agrarische functie” met een zonnepark en wat nu precies wordt bedoeld met een substantiële agrarische functie.

Rik Wevers

Rik Wevers

 

 

Rutger Boogers
boogers@bgadvocaten.nl